Bron 1
De Romeinen vonden het gezin altijd heel belangrijk. Het bestond meestal uit:
Sommige gezinnen hadden huisdieren. Eerst was dit nog niet zo heel erg populair, maar naarmate het Romeinse rijk verder vorderde waren er steeds meer gezinnen met huisdieren. Dit waren meestal honden, inclusief de nu bekende bordjes met ‘Pas op voor de hond’ erop. (CAVE CANEM in het Latijn)
Aan het hoofd van het gezin stond de man. Hij had veel te zeggen, en de vrouw en kinderen moesten hem gehoorzamen.
De mannen waren degenen die werk hadden. De gewone Romeinse man werkte vaak in de ambacht, zoals bijvoorbeeld koopman. De rijkere Romeinse mannen echter bekleedden vaak hogere functies, bijv. in de senaat.
De vrouwen moesten voor de kinderen zorgen en een goede echtgenote zijn. Ze moesten doen wat hun mannen hen opdroegen. De minder rijke vrouwen moesten het huishouden doen en de moestuin bijhouden, voor de huisdieren zorgen, wol spinnen en kleding maken. De rijkere vrouwen hadden voor al deze dingen slavinnen die ze opdrachten konden geven.
Er waren maar weinig beroepen voor een vrouw. Ze konden priesteres, kapster, of arts worden, maar de meeste Romeinse vrouwen bleven altijd lekker thuis.
Veel van de kinderen uit arme gezinnen werden vaak als slaaf geboren. Jongens kregen na 9 dagen een naam, meisjes na 8 dagen. Als het een jongen was kreeg hij meestal de naam van zijn vader. Als het een meisje was, kreeg ze meestal de naam van haar vader, eindigend op een ‘a.’ Als haar vader dus bijvoorbeeld Amulius heette, heette zij Amulia.
Sommige kinderen moesten hun moeder helpen met werken.
Enkele kinderen uit rijkere gezinnen gingen naar school. Ze kregen dan thuis les van hun vader of een slaaf, meestal een Griekse. De meesten bleven net als de vrouwen gewoon thuis, of gingen met soms met hun vader mee naar het werk, als die vader bijvoorbeeld een timmerman was. Het was belangrijk voor de kinderen om respect te hebben voor hun ouders.
- Een man, de pater familias
- Een vrouw, de mater familias
- Eén of meer kinderen, net als bij ons.
Sommige gezinnen hadden huisdieren. Eerst was dit nog niet zo heel erg populair, maar naarmate het Romeinse rijk verder vorderde waren er steeds meer gezinnen met huisdieren. Dit waren meestal honden, inclusief de nu bekende bordjes met ‘Pas op voor de hond’ erop. (CAVE CANEM in het Latijn)
Aan het hoofd van het gezin stond de man. Hij had veel te zeggen, en de vrouw en kinderen moesten hem gehoorzamen.
De mannen waren degenen die werk hadden. De gewone Romeinse man werkte vaak in de ambacht, zoals bijvoorbeeld koopman. De rijkere Romeinse mannen echter bekleedden vaak hogere functies, bijv. in de senaat.
De vrouwen moesten voor de kinderen zorgen en een goede echtgenote zijn. Ze moesten doen wat hun mannen hen opdroegen. De minder rijke vrouwen moesten het huishouden doen en de moestuin bijhouden, voor de huisdieren zorgen, wol spinnen en kleding maken. De rijkere vrouwen hadden voor al deze dingen slavinnen die ze opdrachten konden geven.
Er waren maar weinig beroepen voor een vrouw. Ze konden priesteres, kapster, of arts worden, maar de meeste Romeinse vrouwen bleven altijd lekker thuis.
Veel van de kinderen uit arme gezinnen werden vaak als slaaf geboren. Jongens kregen na 9 dagen een naam, meisjes na 8 dagen. Als het een jongen was kreeg hij meestal de naam van zijn vader. Als het een meisje was, kreeg ze meestal de naam van haar vader, eindigend op een ‘a.’ Als haar vader dus bijvoorbeeld Amulius heette, heette zij Amulia.
Sommige kinderen moesten hun moeder helpen met werken.
Enkele kinderen uit rijkere gezinnen gingen naar school. Ze kregen dan thuis les van hun vader of een slaaf, meestal een Griekse. De meesten bleven net als de vrouwen gewoon thuis, of gingen met soms met hun vader mee naar het werk, als die vader bijvoorbeeld een timmerman was. Het was belangrijk voor de kinderen om respect te hebben voor hun ouders.